ECLI:NL:CRVB:2015:919
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellante. Appellante had een uitkering aangevraagd op basis van arbeidsongeschiktheid, maar het Uwv had vastgesteld dat zij met ingang van 6 februari 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven dat de verzekeringsartsen bij het opstellen van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voldoende rekening hebben gehouden met de medische beperkingen van appellante. De Raad heeft ook de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd, die had aangegeven dat het expertiserapport van de neuroloog P. Verlooy geen aanleiding gaf om een verdergaande urenbeperking aan te nemen dan 6 uur per dag, 30 uur per week. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen nieuwe gegevens waren die de eerdere conclusies konden weerleggen.
De Centrale Raad heeft geconcludeerd dat appellante in staat moet worden geacht de maatgevende arbeid te verrichten, en dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.