ECLI:NL:CRVB:2016:101
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over eigenrisicodragerschap en WGA-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die eigenrisicodrager is voor de Wet WIA, tegen besluiten van het Uwv met betrekking tot de WGA-uitkering van een ex-werkneemster. De ex-werkneemster, die sinds 2004 in dienst was bij appellante, is uitgevallen op 12 september 2005 en heeft een WGA-uitkering ontvangen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenning van deze uitkering, omdat zij pas recentelijk op de hoogte was gekomen van de besluiten van het Uwv. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat appellante als eigenrisicodrager verantwoordelijk is voor de WGA-uitkering van de ex-werkneemster. De Raad heeft overwogen dat de ex-werkneemster recht had op de WGA-uitkering, omdat de toegenomen arbeidsongeschiktheid voortkwam uit dezelfde ziekteoorzaak als eerder. De Raad heeft de besluiten van het Uwv bevestigd en geoordeeld dat appellante niet voldoende heeft onderbouwd dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid voortkwam uit een andere ziekteoorzaak. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellante geen bezwaar heeft gemaakt tegen eerdere besluiten, wat voor haar rekening en risico komt. De uitspraak bevestigt de dwingend rechtelijke bepalingen van de Wet WIA, waarbij het Uwv verplicht is de uitkering te betalen aan de ex-werkneemster en deze te verhalen op appellante.