ECLI:NL:CRVB:2016:1018
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar geen recht op een WIA-uitkering toekent. Appellante, die zich na haar zwangerschapsverlof ziek meldde, heeft in eerste instantie een beroep gedaan op de rechtbank Limburg, die haar beroep gegrond verklaarde maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand liet. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de arbeidsbeperkingen van appellante had onderschat, gebaseerd op het rapport van psychiater dr. C.C. Kan. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen tweede deskundige heeft ingeschakeld en dat het Uwv de arbeidsbeperkingen onvoldoende heeft aangepast op basis van het rapport van deskundige Kan. Het Uwv heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en betoogd dat de rechtbank terecht geen CVS-deskundige heeft ingeschakeld.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak op 17 maart 2016 geoordeeld dat de rechtbank de conclusies van deskundige Kan terecht heeft gevolgd. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die aanleiding geven tot een ander oordeel. De Raad concludeert dat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellante niet heeft onderschat en dat zij in staat is om de geduide functies te vervullen. Het hoger beroep van appellante is afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.