ECLI:NL:CRVB:2016:1036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die als verzorgster werkte, had zich ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat zij per 2 december 2013 niet meer recht had op deze uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder rapporten van haar medisch adviseur. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren voor cognitieve beperkingen die de arbeidsongeschiktheid zouden kunnen beïnvloeden. De Raad bevestigde dat appellante geschikt was voor de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, en dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat zij geen recht had op een WIA-uitkering.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.