In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een appellante die een Wajong-uitkering heeft aangevraagd, maar wiens aanvraag op 5 maart 2013 door het Uwv was afgewezen. De Raad heeft in een tussenuitspraak van 19 juni 2015 het Uwv opgedragen om gebreken in de beslissing op bezwaar te herstellen. De appellante heeft te maken met ADHD en een borderline persoonlijkheidsstoornis, wat invloed heeft op haar arbeidsmogelijkheden. De Raad heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep afdoende heeft gemotiveerd dat appellante op de datum in geding, haar achttiende verjaardag, in staat moest worden geacht om met de voorgehouden functies meer dan 75% van het wettelijk minimumjeugdloon te verdienen. De Raad heeft de eerdere uitspraak vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.232,- bedragen, en dient het Uwv het griffierecht van € 166,- aan appellante te vergoeden.