Uitspraak
18 december 2014, 14/7300 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de beperkingen die uit zijn psychische klachten voortvloeien dienen te leiden tot een volledige arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA. Appellant stelt dat hij ernstige psychische klachten heeft en dat hij geen duurzaam benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid heeft. Appellant heeft ten slotte naar voren gebracht dat er geen rekening is gehouden, althans niet op juiste wijze, met informatie uit de behandelend sector. De geduide functies zijn geen functies die recht doen aan de belastbaarheid en de beperkingen van appellant. Voorts verwijst appellant naar een promotieonderzoek van een UWV-arts waaruit volgt dat psychische aandoeningen lastig te herkennen zijn voor verzekeringsartsen, wat kan leiden tot een minder goede inschatting van de belastbaarheid. Appellant is van oordeel dat hier sprake is van een minder goede inschatting, op grond waarvan het mede noodzakelijk is om een deskundige te benoemen. Ten slotte heeft appellant een artikel van de klinische psycholoog J. Wijnberg overgelegd, waarin staat dat depressieve patiënten niet gebaat zijn bij activeren, maar bij absolute rust. Op grond van dit artikel is appellant van mening dat hij in de korte periode tot hij recht had op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet, niet geschikt had mogen worden geacht voor arbeid.