ECLI:NL:CRVB:2016:1198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling door Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd afgewezen. Appellante, die stelt dat zij door het chronisch vermoeidheidssyndroom niet kan werken, heeft hoger beroep ingesteld nadat de rechtbank op 23 december 2014 oordeelde dat zij per 12 april 2013 niet in aanmerking kwam voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelde dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig was en dat de medische beoordeling juist was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er ten onrechte geen contact is opgenomen met haar behandelaars en heeft aanvullende medische informatie overgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 1 april 2016 behandeld en bevestigd dat de rechtbank terecht oordeelde dat de geduide functies, waaronder productiemedewerker industrie, administratief medewerker en huishoudelijk medewerker, geschikt zijn voor appellante. De Raad concludeert dat de door appellante overgelegde medische informatie geen betrekking heeft op de datum in geding en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.