ECLI:NL:CRVB:2016:1272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling buitenlandbijdrage en prevalerend recht in Ierland
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de buitenlandbijdrage over 2012 voor [Appellante], die in Ierland woonde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een zogenoemd prevalerend recht in Ierland, zoals door appellante werd gesteld. De Raad baseerde zich op de E121-verklaring van het Ierse bevoegde orgaan, die bevestigde dat appellante geen recht had op verstrekkingen krachtens de Ierse wetgeving. De Raad concludeerde dat het Zorginstituut Nederland terecht de buitenlandbijdrage over 2012 had vastgesteld op € 4.874,51. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat zij onder de Ierse wetgeving viel en recht had op medische verstrekkingen in Ierland, maar de Raad oordeelde dat de artikelen 24 en 25 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing waren, en niet artikel 11, derde lid, aanhef en onder e, van die verordening. De Raad zag geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, omdat de zaak geen nieuwe rechtsvragen opriep. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.