ECLI:NL:CRVB:2016:1289
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die zich met zwangerschapsgerelateerde klachten ziek had gemeld, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante ongeschikt was voor haar eigen werk, maar geschikt voor andere functies, wat leidde tot de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv had daarop besloten dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering.
Appellante ging in bezwaar tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat, vooral vanwege psychische problemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de hoorzitting bijgewoond en appellante onderzocht, maar kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om de eerder vastgestelde beperkingen aan te passen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven en vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben verricht. De informatie van de behandelend sector werd in de beoordeling meegewogen, en de Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische feiten waren die verdere beperkingen rechtvaardigden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de beperkingen van appellante niet waren onderschat en dat de geselecteerde functies geschikt waren. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.