ECLI:NL:CRVB:2016:1356
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de medische geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als beveiliger heeft gewerkt en op 13 januari 2011 uitviel door psychische en lichamelijke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 10 januari 2013 geen recht op een uitkering had, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in een later bezwaar door het Uwv bevestigd. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn psychische klachten aanvankelijk op de voorgrond stonden, maar dat zijn lichamelijke klachten, waaronder versleten nekwervels, onderbelicht zijn gebleven. Hij heeft meerdere operaties ondergaan en is van mening dat de latere medische bevindingen meegewogen moeten worden bij de beoordeling van zijn beperkingen op de datum in geding. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn om te oordelen dat de beperkingen van appellant door de verzekeringsartsen zijn onderschat. De Raad heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en de aanvullende medische informatie in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat de geselecteerde functies voor appellant in medisch opzicht passend zijn. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op minder dan 35%, waardoor het hoger beroep van appellant niet slaagt. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.