In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, die zich op 10 februari 2013 ziek meldde met rugklachten, had zijn dienstverband verloren door faillissement. Het Uwv had op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld dat appellant per 10 maart 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen niet correct waren weergegeven in de FML. Hij voerde aan dat zijn psychische en fysieke beperkingen onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van zijn geschiktheid voor de geduide functies.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de artikelen 19aa en 19ab van de ZW had toegepast, die zijn ingevoerd met de Wet Bezava. De Raad concludeerde dat de beperkingen van appellant correct waren weergegeven en dat de belasting in de geduide functies zijn belastbaarheid niet overschreed. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen aanleiding was om de beoordeling van de verzekeringsarts te betwijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de verdiencapaciteit en de rol van de FML in het proces.