ECLI:NL:CRVB:2015:4920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering ingevolge de Ziektewet na ziekmelding en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) voor appellant, die zich per 18 februari 2013 ziek had gemeld. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellant vanaf 18 maart 2014 geen recht meer had op een uitkering, omdat hij in staat was meer dan 65% van zijn loon te verdienen. De Centrale Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven, waarbij werd gekeken naar de medische en arbeidskundige grondslagen van het besluit. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere conclusies van het Uwv zou ondermijnen. De Raad bevestigde dat de artikelen 19aa en 19ab van de ZW van toepassing waren, ingevoerd door de Wet BeZaVa, en dat appellant geen recht had op een uitkering omdat hij in staat was om te werken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.