ECLI:NL:CRVB:2016:1385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die haar beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering ongegrond verklaarde. Appellante, die zich op 20 oktober 2011 ziek meldde met psychische klachten, had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv concludeerde dat appellante met ingang van 17 oktober 2013 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit was gebaseerd op een medisch onderzoek door een verzekeringsarts, die beperkingen vaststelde op basis van een depressieve episode en metrorrhagie.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de informatie van behandelend artsen hadden betrokken. Appellante voerde in hoger beroep aan dat het onderzoek onzorgvuldig was, omdat de verzekeringsarts geen informatie had ingewonnen bij haar behandelaars en haar niet zelf had onderzocht. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende inzicht had in de medische toestand van appellante en dat het medisch oordeel van het Uwv niet onjuist was.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante in staat was de werkzaamheden te verrichten die verbonden waren aan de geselecteerde functies. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de aangevallen uitspraak.