ECLI:NL:CRVB:2016:1435

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
13/3170 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en risico van laattijdige aanvraag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, geboren in 1980, had op 10 april 2012 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering vanwege een vaatziekte. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 22 mei 2012 afgewezen, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet Wajong. Het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing werd op 6 november 2012 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat er geen relevante medische informatie beschikbaar was over de periode voorafgaand aan de achttiende verjaardag van de appellant. Dit werd als een risico voor de appellant beschouwd.

In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat uit zijn huisartsenjournaal wel degelijk medische informatie kan worden afgeleid die relevant is voor zijn aanvraag. Het Uwv heeft echter betoogd dat het huisartsenjournaal summier is en dat er geen behandelingsgegevens van een psychiater beschikbaar zijn. De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen grond is om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geruime tijd na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar zijn aanvraag heeft ingediend, waardoor hij het risico heeft genomen dat medische gegevens niet meer achterhaald konden worden.

De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat er sprake is van een zorgvuldig medisch onderzoek. De aangevallen uitspraak is dan ook bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

13/3170 WWAJ
Datum uitspraak: 19 april 2016
Centrale Raad van Beroep
enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 mei 2013, 12/11565 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.R. Ali, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2015. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Het Uwv heeft op 8 oktober 2015 inlichtingen verstrekt.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 9 maart 2016. Appellant noch zijn gemachtigde is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. de Rooij-Bal.

OVERWEGINGEN

1. Appellant, geboren [in] 1980, heeft op 10 april 2012 een aanvraag ingediend om arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) in verband met een vaatziekte. Naar aanleiding van de aanvraag is onderzoek verricht. Bij besluit van 22 mei 2012 heeft het Uwv het verzoek van appellant afgewezen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden van de Wet Wajong. Bij besluit van 6 november 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 mei 2012 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen ten grondslag rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 oktober 2012 en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 5 november 2012.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Omdat er geen relevante medische informatie beschikbaar is over de periode voorafgaand aan de achttiende verjaardag van appellant en dit voor rekening en risico van appellant moet blijven, heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet op grond van medische gegevens is komen vast te staan dat appellant in het jaar voorafgaand aan zijn achttiende verjaardag beperkingen had. Reeds hierom kan appellant geen aanspraak maken op ondersteuning op grond van de Wet Wajong. De overige beroepsgronden kunnen daarom volgens de rechtbank onbesproken blijven.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat uit het door hem overgelegde huisartsenjournaal wél is vast te stellen wat zijn medische situatie rondom zijn achttiende levensjaar was en tevens dat het hem in redelijkheid niet verweten kan worden dat hij geen gegevens in geding heeft kunnen brengen over zijn psychiatrische behandeling, nu de psychiatrische instelling waar hij werd behandeld niet meer bestaat. Ten onrechte heeft de rechtbank volgens appellant de overige gronden onbesproken gelaten.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. Het huisartsenjournaal is voor wat betreft de periode in geding erg summier. Hieruit kunnen nauwelijks beperkingen zoals door appellant gesteld worden afgeleid. Ook blijkt uit dit huisartsenjournaal niet van enige behandeling door een psychiater.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 2:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Wajong is jonggehandicapte in de zin van hoofdstuk 2 van de Wet Wajong de ingezetene die aansluitend op de dag waarop hij zeventien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling gedurende 52 weken niet in staat is geweest met arbeid meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, terwijl niet aannemelijk is dat hij binnen een jaar volledig zal herstellen.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid voorop gesteld dat uit vaste rechtspraak van de Raad (onder meer de uitspraak van 24 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO9240) blijkt dat de omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie niet meer verantwoord is vast te stellen voor risico moet blijven van degene die (alsnog) een aanvraag indient.
4.3.
Appellant heeft geruime tijd na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet Wajong ingediend. Daarmee heeft hij het risico genomen dat de medische gegevens uit de tijd voorafgaand aan zijn achttiende verjaardag niet meer achterhaald kunnen worden. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank dat er sprake is van een zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen grond is om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen. Het huisartsenjournaal bevat onvoldoende medische informatie om de aard en de omvang van de arbeidsbeperkingen van appellant op zijn zeventien/achttienjarige leeftijd te kunnen vaststellen. De beperkingen ten gevolge van zijn vaatziekte zijn pas in 2007 voor het eerst geconstateerd. Ook wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, waarbij geen ondersteunende medische gegevens zijn verstrekt, doet niet aan het oordeel van de rechtbank af. De rechtbank heeft terecht de overige beroepsgronden onbesproken gelaten.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van
L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2016.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) L.L. van den IJssel

AP