Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
HD
AW, 15/2015 AW [Appellant 1] [woonplaats 1]
3. 15/52 AW, 15/2017 AW [Appellant 3] [woonplaats 3]
4. 15/54 AW, 15/2018 AW [Appellant 4] [woonplaats 4]
Centrale Raad van Beroep
Op 14 januari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door vier politieambtenaren tegen de afwijzing van hun verzoeken om bevordering naar een hogere functie. De appellanten, werkzaam in de voormalige politieregio IJsselland, hadden verzocht om bevordering naar de functie van [naam functie C], maar hun verzoeken waren afgewezen door de korpschef op basis van beoordelingen die als 'goed' waren aangemerkt, terwijl voor bevordering een beoordeling 'boven de norm' vereist was. De rechtbank Overijssel had eerder de rechtstreekse beroepen van de appellanten niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de korpschef binnen zijn bevoegdheid bleef door de term 'boven de norm' zo te interpreteren dat alleen diegenen met een 'uitstekende' beoordeling in aanmerking kwamen voor bevordering. De Raad bevestigde dat de adviezen van de leidinggevenden over de verwachte geschiktheid geen zelfstandig besluit waren, maar een voorbereidingshandeling, en dat de korpschef de bevoegdheid had om de criteria voor bevordering nader in te vullen. De Raad concludeerde dat de besluiten van de korpschef om de bevorderingsverzoeken af te wijzen in rechte stand hielden, en bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve beoordelingscriteria binnen de politieorganisatie en de rol van de korpschef in het bevorderingsproces. De Raad wees ook op het feit dat er geen sprake was van ongelijkheid in de behandeling van de appellanten, aangezien zij niet beschikten over de vereiste 'uitstekende' beoordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.