ECLI:NL:CRVB:2016:146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellant had in 2010 een WAO-uitkering gekregen, maar meldde in 2012 een toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het Uwv besloot echter de uitkering ongewijzigd voort te zetten. Na bezwaar van appellant, dat ongegrond werd verklaard, stelde het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid vast op 65 tot 80%. De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat er geen medische gegevens waren die de claim van appellant over zijn depressie en andere klachten onderbouwden. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren tegen de medische beoordeling, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad bevestigde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de zaak in een ander licht konden stellen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd.