Uitspraak
3 oktober 2014, 14/2014 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
L. Koper als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2016.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellant recht had op een WGA-vervolguitkering, maar appellant betwistte de hoogte van deze uitkering en de medische beoordeling die hieraan ten grondslag lag. Appellant stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid was toegenomen en dat de artsen van het Uwv meer beperkingen hadden moeten aannemen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 april 2016 behandeld. Tijdens de zitting is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en het Uwv was vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld, waaronder het eindverslag van de sociale activering en de medische klachten die appellant ervaart. De Raad concludeert dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de medische beoordeling juist is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.