ECLI:NL:CRVB:2016:1568
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische beperkingen van een appellante in het kader van de Wet WIA na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die als kassière werkte, had zich ziek gemeld met diverse lichamelijke en psychische klachten. Na een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd haar door het Uwv medegedeeld dat zij niet arbeidsongeschikt was. Appellante maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar medische beperkingen niet juist waren vastgesteld. Ze overhandigde rapporten van haar psycholoog en medisch adviseur ter ondersteuning van haar standpunt. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De door appellante ingebrachte rapporten gaven geen onderbouwd medisch oordeel dat de Raad deed twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv.
De Raad concludeerde dat de rechtbank met juistheid had overwogen dat de medische beperkingen van appellante niet waren onderschat en dat er geen aanleiding was om de eerdere besluiten van het Uwv te herzien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.