ECLI:NL:CRVB:2016:1606
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en bedrijfsresultaat onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 1996 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een geschil met het college van burgemeester en wethouders van Oldambt over de intrekking van zijn bijstandsverlening. De Raad had eerder, in een tussenuitspraak van 4 november 2014, het college opgedragen om een gebrek in hun besluit van 5 maart 2012 te herstellen. Dit betrof de intrekking van de bijstand over de periode van 4 november 2011 tot en met 24 november 2011, waarbij het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de bijstandsverlening was ingetrokken.
Na de tussenuitspraak heeft het college een nieuw besluit genomen, maar dit voldeed niet volledig aan de bezwaren van de appellant. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zijn inlichtingenverplichting niet had geschonden en dat het college onvoldoende bewijs had geleverd voor de intrekking van de bijstand. De Raad heeft het besluit van 5 maart 2012 vernietigd en het college opgedragen om de intrekking van de bijstand over de eerder genoemde periode te herroepen. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.984,- bedragen.
De Raad heeft ook de mogelijkheid van een beroep op de regeling voor willekeurige afschrijving besproken, maar vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij voor deze regeling in aanmerking kwam. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door het college bij besluiten omtrent bijstandsverlening en de noodzaak voor appellanten om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen.