ECLI:NL:CRVB:2016:1610
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- C. van Viegen
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Lelystad. Appellant had zich op 27 maart 2013 gemeld voor bijstand en zijn aanvraag op 8 mei 2013 ingediend. Het college heeft de aanvraag op 15 juli 2013 afgewezen, omdat appellant niet had aangetoond dat hij over onvoldoende middelen beschikte om in zijn noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing werd op 23 december 2013 ongegrond verklaard.
De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat hij aannemelijk had gemaakt dat hij bijstandsbehoevend was vanaf het moment dat hij in Lelystad een kamer huurde. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de financiële situatie van appellant in de periode van 27 maart 2013 tot 1 juli 2013.
De Raad concludeerde dat appellant voldoende bewijs had geleverd van zijn financiële situatie en dat het college ten onrechte de aanvraag om bijstand had afgewezen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd het besluit van het college herroepen en werd aan appellant bijstand toegekend naar de geldende norm voor de periode in kwestie. Daarnaast werd het college veroordeeld in de kosten van appellant en werd het verzoek om schadevergoeding toegewezen.