ECLI:NL:CRVB:2016:1675
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onterecht buiten behandeling gelaten aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had tot 1 augustus 2014 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen en had op 4 augustus 2014 een aanvraag voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag van de appellant buiten behandeling gesteld, omdat hij niet tijdig het besluit met betrekking tot het einde van zijn WW-uitkering had ingeleverd. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van de appellant beoordeeld. De Raad oordeelde dat het college ten onrechte de aanvraag buiten behandeling had gelaten. De Raad stelde vast dat de einddatum van de WW-uitkering van de appellant in het landelijk gegevensregister Suwinet stond vermeld en dat er geen gegronde reden was om aan de juistheid van deze gegevens te twijfelen. Het college had verklaard dat het opvragen van het besluit met betrekking tot de einddatum van de WW-uitkering niet nodig was, omdat deze informatie al beschikbaar was in Suwinet. De Raad concludeerde dat het college niet had mogen eisen dat de appellant het besluit over de WW-uitkering aanleverde, aangezien de benodigde informatie al beschikbaar was.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellant gegrond. Het college werd opgedragen om een nieuwe inhoudelijke beslissing te nemen op het bezwaar van de appellant tegen het besluit van 2 oktober 2014. Tevens werd het college gelast om het griffierecht aan de appellant te vergoeden.