ECLI:NL:CRVB:2016:1709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die als machinebediende heeft gewerkt, ontving een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en had zich ziek gemeld vanwege toegenomen klachten. De verzekeringsarts concludeerde dat de appellant per 5 juni 2013 weer hersteld was voor zijn maatgevende arbeid, wat leidde tot de beëindiging van zijn ziekengeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond, en oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen.
In hoger beroep heeft de appellant nieuwe medische gegevens ingediend, waaruit bleek dat er verkalkingen waren vastgesteld die passen bij de ziekte van Forestier. De Raad oordeelde echter dat deze nieuwe gegevens geen aanleiding gaven om de eerdere conclusies van de verzekeringsarts te herzien. De Raad volgde de rechtbank in het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering van de appellant op goede gronden heeft beëindigd, aangezien de appellant geschikt werd geacht voor de maatgevende arbeid. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.