ECLI:NL:CRVB:2016:1718
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om korting op bijstand met terugwerkende kracht te stoppen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die sinds 27 juli 2010 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had verzocht om een besluit dat er vanaf het begin geen grond bestond voor het korten van haar bijstand in verband met alimentatie. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem had eerder de bijstand van appellante herzien en teruggevorderd op basis van inkomsten uit alimentatie. Appellante stelde dat er geen verplichting tot betaling van een onderhoudsbijdrage bestond, ondersteund door een verklaring van haar ex-partner waarin deze de buitengerechtelijke vernietiging van hun overeenkomst accepteerde.
Het college beëindigde de korting op de bijstand per 11 juni 2014, maar weigerde terug te komen op de eerdere besluiten van 16 en 23 mei 2013. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst geen aanleiding gaf om de eerdere besluiten te herzien, omdat appellante redelijkerwijs kon beschikken over middelen uit alimentatie. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder veroordeling in proceskosten.