ECLI:NL:CRVB:2016:1721
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van woonadres en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving sinds 14 augustus 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Utrecht heeft de bijstand van de appellant per 1 november 2013 ingetrokken en een bedrag van € 7.077,72 teruggevorderd, omdat de appellant volgens de gemeente niet op het opgegeven woonadres woonachtig zou zijn. Dit besluit was gebaseerd op een melding van de politie en daaropvolgend onderzoek door de sociale recherche.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van de gemeente ongegrond verklaard. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij betwist dat er voldoende bewijs is voor de conclusie dat hij niet op het uitkeringsadres woonde. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. De Raad concludeert dat de onderzoeksresultaten onvoldoende grondslag bieden voor de stelling van de gemeente dat de appellant niet op het opgegeven adres woonachtig was. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van de gemeente, herroept het besluit van 15 juli 2014 en kent de appellant een vergoeding van wettelijke rente toe. Tevens wordt de gemeente veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.976,- bedragen.