ECLI:NL:CRVB:2016:1786
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van indicatie voor begeleiding en persoonlijke verzorging op basis van AWBZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het CIZ om haar aanvraag voor een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de functies begeleiding individueel en persoonlijke verzorging af te wijzen. Appellante, geboren in 1961, heeft een geschiedenis van psychische klachten, waaronder een depressie en een posttraumatische stresstoornis, en heeft op 19 november 2013 een aanvraag ingediend bij het CIZ. Het CIZ heeft haar aanvraag op 17 december 2013 afgewezen, en dit besluit werd later door het CIZ bevestigd in een bestreden besluit op 12 juni 2014, waarin een medisch advies van N. van den Berg werd ingeroepen.
De rechtbank Midden-Nederland heeft op 10 december 2014 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch advies zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen reden was om aan de juistheid ervan te twijfelen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat CIZ haar beperkingen heeft onderschat en dat er geen behandelmogelijkheden meer zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe argumenten heeft aangedragen en dat de eerdere oordelen van de rechtbank en het CIZ standhouden.
De Raad heeft vastgesteld dat de medisch adviseur voldoende informatie heeft verzameld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van het medisch advies. Appellante heeft geen objectieve gegevens overgelegd die haar standpunt ondersteunen. De Raad heeft daarom besloten het hoger beroep af te wijzen en de aangevallen uitspraak te bevestigen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.