ECLI:NL:CRVB:2016:1799
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- J.M.H. van de Ven
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van op geld waardeerbare activiteiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante en de erven van [Naam C] werd behandeld. Appellante en [C] ontvingen sinds 18 januari 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem ontving een melding dat [C] inkomsten uit de muziekbranche zou hebben en startte een onderzoek. Tijdens een gesprek op 11 juni 2014 verklaarde [C] dat hij als hobby zong en geen geld ontving voor zijn optredens, maar dat hij zijn drankjes niet hoefde te betalen. Het college besloot de bijstand op te schorten en later in te trekken, omdat appellante en [C] hun inlichtingenverplichting niet hadden nageleefd.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante en [C] gegrond voor de periode van 22 maart 2014 tot en met 10 juni 2014, maar bevestigde de opschorting en intrekking van de bijstand per 11 juni 2014. Appellante en de erven van [C] gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak, stellende dat de optredens van [C] geen op geld waardeerbare activiteiten waren en dat zij niet verplicht waren deze te melden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de optredens wel degelijk op geld waardeerbare activiteiten waren, omdat [C] ook via een commercieel bedrijf geboekt kon worden en daar een vergoeding voor zou ontvangen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen ondubbelzinnige toezegging was gedaan door het college. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het nader besluit ongegrond.