ECLI:NL:CRVB:2016:1827
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing samenloop-aanvraag om toekenningen op grond van de Wuv dan wel de Wubo
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1928 in het voormalig Nederlands-Indië, een samenloop-aanvraag ingediend voor toekenningen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvragen zijn door de Pensioen- en Uitkeringsraad afgewezen op basis van het ontbreken van bewijs dat appellant vervolging heeft ondergaan of dat hij gebeurtenissen heeft meegemaakt die in aanmerking komen voor een uitkering. Na bezwaar heeft verweerder erkend dat appellant in 1942 in Medan van zijn vrijheid is beroofd, maar handhaafde de afwijzing van de Wuv-aanvraag omdat er geen ziekten of gebreken zijn vastgesteld die verband houden met de ondergane vervolging. De afwijzing van de Wubo-aanvraag werd gehandhaafd op basis van het ontbreken van blijvend psychisch of lichamelijk letsel gerelateerd aan oorlogservaringen.
Tijdens de zitting op 7 april 2016 is appellant niet verschenen, maar verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen. De Raad heeft de bestreden besluiten beoordeeld op basis van een medisch advies van arts drs. G.L.G. Kho, die concludeerde dat de psychische klachten van appellant niet ernstig genoeg zijn om te voldoen aan de criteria voor een ziekte of gebrek. De Raad oordeelde dat de bestreden besluiten deugdelijk zijn voorbereid en gemotiveerd, en dat er geen objectieve medische gegevens zijn die de psychische klachten van appellant onderbouwen. De beroepen zijn ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.