ECLI:NL:CRVB:2016:1887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- P. Vrolijk
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzame arbeidsongeschiktheid van een werkneemster in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een IVA-uitkering aan een werkneemster die sinds 29 december 2011 arbeidsongeschikt is door psychische klachten. De werkneemster, die als begeleidster werkte, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had vastgesteld dat de werkneemster met ingang van 26 december 2013 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar appellante was van mening dat de werkneemster recht had op een IVA-uitkering vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid.
De Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd dat er geen verbetering van de belastbaarheid van de werkneemster te verwachten was. De verzekeringsarts had in zijn rapporten aangegeven dat er een kans op verbetering was, maar de Raad vond dat deze inschatting niet voldoende onderbouwd was. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de werkneemster ten onrechte niet eerder in aanmerking was gebracht voor een IVA-uitkering. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante gegrond, waardoor de werkneemster met terugwerkende kracht recht heeft op de IVA-uitkering.
Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de kosten van appellante in bezwaar, beroep en hoger beroep, tot een totaalbedrag van € 2.480,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor het Uwv om voldoende onderbouwing te geven voor hun besluiten.