ECLI:NL:CRVB:2016:1902
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek om buiten invordering stelling van vordering en uitstel invordering bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek van appellanten om buiten invordering stelling van een vordering en uitstel van invordering van bijstandsbetalingen werd afgewezen. Appellanten, die bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), hebben in het verleden te maken gehad met terugvorderingen van bijstand over een lange periode. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen heeft in 2009 de bijstand van appellanten ingetrokken en in 2012 is overgegaan tot invordering van openstaande vorderingen door verrekening met hun bijstandsuitkeringen. Appellanten hebben verzocht om kwijtschelding van de openstaande vorderingen en uitstel van invordering, maar dit verzoek werd door het college afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de rechtbank niet de juiste conclusies heeft getrokken uit een rapport van een psycholoog, drs. H.J.H. Smeets, die de psychische gevolgen van de invordering voor appellante heeft onderzocht. Appellanten stellen dat de invordering leidt tot onaanvaardbare psychische lijdensdruk voor appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de eerdere besluiten tot terugvordering en invordering in rechte onaantastbaar zijn. De Raad heeft de argumenten van appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat de psycholoog heeft aangegeven dat de invordering niet leidt tot ondraaglijk lijden, maar slechts een van de factoren is die de bestaande problematiek verergeren. De Raad heeft het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.