Uitspraak
mr. Z. Seybas.
OVERWEGINGEN
GZ-psycholoog blijkt dat appellant door de GZ-psycholoog is behandeld “voor posttraumatische stressklachten”. Anders dan appellant heeft gesteld blijkt uit die informatie niet dat bij appellant de diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS) is gesteld. Deze diagnose is niet onderbouwd, terwijl de GZ-psycholoog geen arts (psychiater) is. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 17 maart 2014 bij appellant geen symptomen van PTSS vastgesteld. Ten aanzien van de claim dat in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 mei 2013 een urenbeperking moet worden vastgelegd, heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van
2 december 2013 kenbaar de stelling van de huisarts in de brief van 10 oktober 2013 heeft meegewogen “dat patiënt op dit moment niet in staat is om voltijd arbeid te verrichten vanwege zijn angstklachten”. Met juistheid heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat de huisarts die stelling niet heeft gemotiveerd. Voorts is er geen grond voor het oordeel dat de geduide functies in medisch opzicht niet passend zijn voor appellant. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in een rapport van 19 maart 2014 uitvoerig gemotiveerd waarom de signaleringen geen overschrijding van appellants belastbaarheid impliceren.
15 juli 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.