ECLI:NL:CRVB:2016:205

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
14/4934 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstandsverlening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellanten tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven om hun aanvraag voor bijstand buiten behandeling te stellen, ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving sinds 12 september 2012 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) en had bijzondere bijstand aangevraagd. Op 3 juni 2013 heeft appellante de gemeente Eindhoven geïnformeerd dat haar partner bij haar is komen wonen, wat aanleiding gaf tot een beoordeling van de bijstandsnorm. Het college heeft appellanten herhaaldelijk verzocht om gegevens te verstrekken, maar zij zijn niet verschenen op de gesprekken en hebben de gevraagde informatie niet tijdig aangeleverd. Het college heeft daarop de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, waarbij zij oordeelde dat appellanten niet tijdig de benodigde gegevens hebben overgelegd, wat essentieel was voor de beoordeling van hun recht op bijstand. In hoger beroep hebben appellanten hun eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het tijdig aanleveren van de gevraagde informatie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij redelijkerwijs niet in staat waren om de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn te verstrekken. De beroepsgrond dat appellanten als Somalische vluchtelingen moeite hebben met de Nederlandse taal en regelgeving, wordt verworpen, omdat het op hen lag om hulp in te roepen indien nodig. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

14/4934 WWB
Datum uitspraak: 19 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
17 juli 2014, 14/140 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. M.J.M. Strijbosch, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2015. De zaak is gevoegd behandeld met zaak 14/4932 WWB. Appellanten zijn, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C.N. van Dijk. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving sinds 12 september 2012 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder, jonger dan 21 jaar. Daarnaast ontving appellante bijzondere bijstand ingevolge artikel 12 van de WWB, omdat zij geen beroep kan doen op een toelage van haar ouders.
1.2.
Op 3 juni 2013 heeft appellante telefonisch aan de gemeente Eindhoven laten weten dat haar partner, appellant, bij haar is komen wonen. In verband met de beoordeling van de gevraagde normwijziging van de bijstand heeft het college appellante bij brief van 5 juni 2013 uitgenodigd voor een gesprek op 13 juni 2013 en gevraagd om onder meer alle rekeningafschriften vanaf 1 juni 2012 tot heden van alle bankrekeningen van appellant mee te nemen, alsmede bewijsstukken van schulden en van hoe appellante in het levensonderhoud heeft voorzien vanaf 1 juni 2012 tot heden. Appellanten zijn niet op tijd voor het gesprek verschenen.
1.3.
Bij brief van 17 juni 2013 heeft het college appellanten beiden uitgenodigd voor een gesprek op 1 juli 2013 en opnieuw gevraagd de in de brief van 5 juni 2013 genoemde gegevens mee te nemen. In deze brief heeft het college appellanten meegedeeld dat de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten als zij de gevraagde gegevens niet meenemen naar het gesprek.
1.4.
Bij besluit van 3 juli 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 6 januari 2014 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellanten met toepassing van
artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld. Aan deze besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat appellanten de gevraagde gegevens niet bij zich hadden tijdens het gesprek op 1 juli 2013.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Appellanten hebben de gevraagde gegevens, die met name betrekking hebben op appellant, niet op 1 juli 2013 overgelegd, terwijl deze gegevens onmiskenbaar van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand van appellanten. Dat andere gegevens wel tijdig zijn overgelegd, maakt dit niet anders. Voorts hebben appellanten niet tijdig - voor 1 juli 2013 - kenbaar gemaakt dat zij redelijkerwijs niet over alle gevraagde gegevens kunnen beschikken. Dat het overleggen van bankafschriften gepaard gaat met kosten die appellanten op dat moment niet konden opbrengen, maakt dit niet anders, omdat het bewaren van financiële gegevens voor rekening en risico komt van appellanten. Dat het college aan appellanten per 20 oktober 2013 alsnog bijstand heeft verleend naar de norm voor gehuwden, laat onverlet dat zij ten tijde van het besluit van 3 juli 2013 niet de vereiste gegevens hebben overgelegd.
3. Appellanten hebben zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:5,
tweede lid, van de Awb gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2.
De door het college gevraagde gegevens zijn van belang voor de beoordeling van het recht op bijstand. De gestelde omstandigheid dat het college later op grond van nagenoeg dezelfde informatie wel bijstand heeft verstrekt kan daaraan niet afdoen. Voorts is niet in geschil dat het college appellanten in de gelegenheid heeft gesteld de aanvraag aan te vullen en dat die aanvulling niet binnen de hen gegeven termijn, die eindigde op 1 juli 2013, heeft plaatsgevonden.
4.3.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of het appellanten valt te verwijten dat zij niet binnen de hen gegeven hersteltermijn alle gevraagde stukken hebben overgelegd.
4.4.
Wat appellanten in dit verband hebben aangevoerd komt neer op een herhaling van wat zij in beroep bij de rechtbank hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de in beroep aangevoerde gronden in de aangevallen uitspraak - zoals hiervoor in 2 samengevat - onjuist dan wel onvolledig is. Geen aanleiding bestaat om daar anders over te oordelen dan de rechtbank.
4.5.
De Raad voegt hieraan nog het volgende toe. Zoals volgt uit de uitspraak van 13 februari 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8580, zijn appellanten zelf verantwoordelijk voor hun rekeningafschriften en voor het zonodig tijdig opvragen van kopieën van de ontbrekende afschriften bij de desbetreffende bank om zodoende binnen de hersteltermijn de gevraagde gegevens over te kunnen leggen. Voor zover het opvragen van de gevraagde rekeningafschriften meer tijd vergde dan de gegeven hersteltermijn, had het op de weg van appellanten gelegen om vóór afloop van de gegeven hersteltermijn verlenging van die termijn te verzoeken. Niet is gebleken dat appellanten daartoe niet in staat zijn geweest.
4.6.
Voorts brengen aard en inhoud van het besluit dat strekt tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag om bijstand, volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 25 september 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB5267) mee dat in beginsel geen betekenis toekomt aan gegevens of bescheiden die na het nemen van dat besluit alsnog zijn verstrekt. Dit geldt in beginsel ook indien die alsnog verstrekte gegevens of bescheiden nadien hebben geleid tot verlening van bijstand. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken indien de betrokkene aannemelijk maakt dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest om de gevraagde gegevens of bescheiden binnen de gegeven hersteltermijn te verstrekken. Appellanten zijn daarin niet geslaagd.
4.7.
Tot slot hebben appellanten aangevoerd dat zij als Somalische vluchtelingen uit een geheel andere cultuur komen en moeite hebben met de Nederlandse taal en regelgeving. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het lag op de weg van appellanten om de hulp van derden in te roepen, indien zij door hun beperkte kennis van de Nederlandse taal en regelgeving niet hebben begrepen dat en welke gegevens zij dienden te verstrekken.
4.8.
Uit 4.2 tot en met 4.7 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel als voorzitter en M. Hillen en J.L. Boxum als leden, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2016.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) B. Fotchind

HD