ECLI:NL:CRVB:2016:2071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een Wajong-uitkering en de geschiktheid van geselecteerde functies na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellant, geboren in 1968, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke was afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van een medisch onderzoek. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant beperkingen had, maar dat deze niet zodanig waren dat hij in aanmerking kwam voor de uitkering. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat hij meer beperkingen had en dat de geselecteerde functies niet geschikt voor hem waren.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat. In hoger beroep heeft appellant aanvullende medische informatie ingebracht, maar de Raad oordeelde dat de deskundige in zijn rapport overtuigend had aangetoond dat de voor appellant vastgestelde beperkingen correct waren. De Raad volgde het oordeel van de deskundige en concludeerde dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant, ondanks zijn aanvullende klachten over slaapproblemen en werktempo.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid in de zin van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). De beslissing van de rechtbank werd volledig onderschreven, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.