ECLI:NL:CRVB:2016:2085
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- H. van Leeuwen
- L. Koper
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering na intrekking en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, die eerder een uitkering ontving op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Appellant, geboren in 1960, was als jeugdgehandicapte aangemerkt vanwege restverschijnselen van poliomyelitis en ontving vanaf 1980 een AAW-uitkering. Deze uitkering werd in 1998 omgezet naar een Wajong-uitkering. In 2002 werd de Wajong-uitkering beëindigd omdat appellant duurzaam het wettelijk minimumloon verdiende. Na verschillende aanvragen en afwijzingen, diende appellant in 2013 opnieuw een aanvraag in voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv werd geweigerd. Het Uwv concludeerde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn klachten waren toegenomen, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat er geen sprake was van toename van medische beperkingen binnen vijf jaar na de intrekking van de Wajong-uitkering. De Raad concludeerde dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering en dat er geen nieuwe feiten waren die een ander oordeel rechtvaardigden.