In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende haar WIA-uitkering. Appellante was met ingang van 14 maart 2010 in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering, maar het Uwv heeft deze uitkering met terugwerkende kracht ingetrokken op basis van een schending van de inlichtingenplicht. Het Uwv stelde dat appellante niet had gemeld dat zij als zelfstandig ondernemer was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, wat leidde tot twijfels over haar recht op uitkering.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellante ten onrechte uitkering heeft ontvangen. De bevindingen van het Uwv waren voornamelijk gebaseerd op informatie die betrekking had op de periode vóór 14 maart 2010, en de Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat appellante na deze datum als zelfstandige werkzaamheden had verricht. De Raad vernietigde zowel de eerdere uitspraak van de rechtbank als het besluit van het Uwv en herstelde het recht op uitkering van appellante. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.976,- bedroegen.