ECLI:NL:CRVB:2016:2098
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na medische beoordeling door verzekeringsartsen
In deze zaak heeft appellante, die als kassière/verkoopster werkzaam was via een uitzendbureau, zich ziek gemeld wegens nek- en rugklachten. Na een onderzoek door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat zij geen recht had op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW), omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen werk. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante de eerdere uitspraak van de rechtbank bestreden, waarin werd geconcludeerd dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat appellante geschikt was voor haar eigen werk.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen een zorgvuldig onderzoek hebben ingesteld en dat de medische situatie van appellante correct is ingeschat. De Raad benadrukte dat de rug- en nekklachten van appellante niet konden worden teruggevoerd op objectieve afwijkingen en dat er geen aanleiding was om een deskundige in te schakelen. De beslissing van de rechtbank om het beroep ongegrond te verklaren werd onderschreven, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 1 juni 2016.