ECLI:NL:CRVB:2016:2104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aflossingscapaciteit van appellanten in het kader van terugvordering bijstandsuitkering
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de aflossingscapaciteit van appellanten, die sinds 1 januari 1993 bijstand ontvingen. Het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland heeft de bijstand van appellanten over een lange periode ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die hun beroep tegen het besluit van het college ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat appellanten meer inkomsten en/of vermogen hadden, maar dat de precieze omvang daarvan niet kon worden vastgesteld. Appellanten hebben onvoldoende bewijs geleverd voor hun betalingsregeling van € 40,- per maand, wat niet in verhouding staat tot de hoogte van de vordering. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak.