In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant, die als beveiliger werkzaam was. Appellant heeft op 27 augustus 2011 tijdens een incident letsel aan zijn nek opgelopen, waardoor hij zijn werkzaamheden heeft moeten staken. Sindsdien heeft hij nekklachten. De bedrijfsarts heeft vastgesteld dat appellant zijn hoofd niet goed kan bewegen, wat hem zou belemmeren in zijn werk als beveiliger. Het Uwv heeft echter geconcludeerd dat appellant niet ongeschikt is voor zijn eigen werk, wat leidde tot een besluit om de ZW-uitkering te beëindigen.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ook ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn klachten zijn onderschat en dat hij beperkt is in het maken van hoofdbewegingen, wat essentieel is voor zijn functie. Het Uwv heeft de visie van de rechtbank bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de functie van beveiliger voorkomende belasting appellant niet geschikt maakt voor zijn eigen werk. De Raad heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten. De Raad heeft het besluit van het Uwv herroepen, omdat appellant niet geschikt kan worden geacht voor zijn eigen werk als beveiliger, gezien de beperkingen die zijn vastgesteld.