ECLI:NL:CRVB:2016:2159
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stellen aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) wegens onvoldoende gegevens
In deze zaak heeft appellant op 20 januari 2014 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft appellant verzocht om aanvullende gegevens, waaronder bankafschriften van de rekening van zijn broer. Appellant heeft niet alle gevraagde gegevens tijdig overgelegd, wat heeft geleid tot het besluit van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Dit besluit werd door de rechtbank Midden-Nederland in een eerdere uitspraak bevestigd. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat de gevraagde gegevens niet noodzakelijk waren voor de beoordeling van zijn recht op bijstand.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 7 juni 2016 geoordeeld dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. De Raad heeft vastgesteld dat appellant de gevraagde gegevens niet binnen de gestelde termijn heeft verstrekt en dat deze gegevens essentieel waren voor de beoordeling van zijn financiële situatie. De Raad heeft ook overwogen dat appellant redelijkerwijs in staat was om de gevraagde gegevens te verkrijgen, aangezien hij de bankpas van zijn broer beheerde en contact met hem had. De Raad heeft de beroepsgronden van appellant verworpen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van volledige en controleerbare gegevens bij aanvragen om bijstand en de bevoegdheid van het bestuursorgaan om aanvragen buiten behandeling te stellen indien de aanvrager niet voldoet aan de informatieverplichtingen.