ECLI:NL:CRVB:2016:226
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- G. van Zeben-de Vries
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1993 een uitkering ontving vanwege arbeidsongeschiktheid door een depressie en lichamelijke klachten. Het Uwv heeft in 2012 een heronderzoek uitgevoerd, waarbij een verzekeringsarts en een psychiater betrokken waren. De psychiater concludeerde dat appellante lijdt aan een conversiestoornis en vermijdingsgedrag vertoont, maar de verzekeringsarts oordeelde dat appellante niet aan de criteria voldeed voor een duurzaam benutbare arbeidsongeschiktheid. Het Uwv heeft vervolgens de uitkering per 15 mei 2013 ingetrokken.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. In beroep heeft de rechtbank Gelderland de beslissing van het Uwv bevestigd, waarbij zij het medisch onderzoek zorgvuldig achtte en geen reden zag om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellante heeft in hoger beroep volgehouden dat haar beperkingen niet juist zijn ingeschat en dat de geselecteerde functies niet passend zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de medische beperkingen van appellante niet zijn onderschat. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die de standpunten van appellante onderbouwen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.