ECLI:NL:CRVB:2016:2263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en de toepassing van het individualiseringsbeginsel
In deze zaak heeft verzoeker, die sinds 2004 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW), hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder de intrekking van zijn bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem goedgekeurd, omdat verzoeker samenwoont met zijn partner G, die een verblijfsvergunning heeft. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft op 16 juni 2016 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker stelde dat het college de bijstand had moeten continueren op basis van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 van de PW, omdat een intrekking gevolgen kan hebben voor het verblijfsrecht van G. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker in de te beoordelen periode als gehuwd moet worden aangemerkt en geen zelfstandig subject van bijstand is. Hierdoor was de intrekking van de bijstand op goede gronden gedaan. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af.