ECLI:NL:CRVB:2016:2288
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van te veel betaalde AIO-aanvulling en schending van redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg. De appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) ontvangen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft echter besloten om een bedrag van € 1.045,87 terug te vorderen, omdat appellant zijn ABP-pensioen had afgekocht en dit als inkomen werd aangemerkt. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar de Svb heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het terug te vorderen bedrag verlaagd naar € 705,79. De rechtbank heeft de beroepen tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Svb bevoegd was om de AIO-aanvulling te herzien en terug te vorderen. De Raad oordeelde dat het voornemen van de Svb om de te veel betaalde AIO-aanvulling terug te vorderen geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast werd vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door de afkoop van zijn pensioen niet tijdig te melden. De Raad heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, zowel in de bestuurlijke als in de rechterlijke fase, en heeft de Svb en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding aan appellant.
De uitspraak bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en legt de nadruk op de verantwoordelijkheden van de appellant in het kader van het verstrekken van informatie aan de Svb, evenals de gevolgen van de terugvordering van de AIO-aanvulling.