ECLI:NL:CRVB:2016:2308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandslening wegens niet-nakoming administratieplicht
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bijstandslening die aan appellanten is verstrekt op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellanten ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellanten niet voldaan hebben aan hun verplichting om hun administratie over het boekjaar 2012 binnen zes maanden na afloop van dat boekjaar over te leggen. Dit was een voorwaarde voor het definitief vaststellen van hun recht op bijstand.
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had eerder besloten om de bijstandslening over de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 augustus 2012 terug te vorderen, omdat appellanten hun verplichtingen niet zijn nagekomen. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat appellanten in hoger beroep geen nieuwe argumenten hebben aangedragen die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. De Raad wijst erop dat de rechtbank gemotiveerd heeft ingegaan op de gronden die appellanten in beroep hebben aangevoerd en dat de appellanten de specificatie van het teruggevorderde bedrag niet hebben betwist.
De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 24 mei 2016.