ECLI:NL:CRVB:2016:232
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering en medische beoordeling door verzekeringsartsen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin het recht op een WIA-uitkering werd ontzegd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 januari 2016 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door fiscaal adviseur G.J. Boerhof, stelde dat zijn gezondheidstoestand was verslechterd en dat hij meer beperkingen had dan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had aangenomen. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellant met ingang van 21 maart 2012 geen recht meer had op een WGA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben de klachten van appellant en de onderzoeksbevindingen van zijn behandelend cardioloog, dr. J.P. van Melle, in hun beoordeling betrokken. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en dat er geen gronden waren voor meer beperkingen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was weergegeven.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de verzekeringsartsen onvoldoende kundig waren op het gebied van zijn hartafwijkingen en dat er geen lichamelijk of psychisch onderzoek had plaatsgevonden. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen de klachten en medische gegevens adequaat hadden beoordeeld en dat er geen aanleiding was voor een aanvullend onderzoek. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.