ECLI:NL:CRVB:2016:233
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel betaalde Ziektewet-uitkering en arbeidsgeschiktheidsverklaring
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een teveel betaalde Ziektewet (ZW)-uitkering aan appellant, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving. Appellant is per 26 juni 2012 gaan werken als productiemedewerker, maar viel op 1 oktober 2012 uit vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant een ZW-uitkering toegekend, maar heeft later bepaald dat hij per 27 maart 2013 weer arbeidsgeschikt was. Appellant ontving echter tot en met 14 april 2013 nog een ZW-uitkering, wat leidde tot een terugvordering van € 726,96 door het Uwv.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen de terugvordering ongegrond, omdat de arbeidsgeschiktheid in rechte vaststond. Appellant stelde in hoger beroep dat de ZW-uitkering niet ten onrechte was uitbetaald en dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien vanwege zijn slechte financiële situatie. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de terugvordering onaanvaardbare financiële consequenties voor hem zou hebben. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.