Uitspraak
CIZ
J. Henneveld.
OVERWEGINGEN
10 januari 2014. Appellante heeft op 19 december 2013 opnieuw een indicatie voor
AWBZ-zorg aangevraagd voor de functie begeleiding.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die kampt met concentratie- en geheugenklachten, heeft een herhaalde aanvraag ingediend voor een indicatie voor de functie begeleiding op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De aanvraag werd afgewezen door het CIZ, omdat de oorzaak van haar klachten niet kon worden vastgesteld zonder nader diagnostisch onderzoek. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante tot nu toe niet bereid is gebleken het aanbevolen diagnostisch onderzoek te laten uitvoeren. Hierdoor konden de betrokken artsen geen diagnose stellen voor haar klachten, wat essentieel is voor het vaststellen van een grondslag voor AWBZ-zorg. De Raad volgt de rechtbank in het oordeel dat het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan, aangezien er geen medische informatie is overgelegd die de beoordeling van het CIZ zou kunnen weerleggen.
De Raad concludeert dat er een impasse is ontstaan, en dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier.