ECLI:NL:CRVB:2016:2340
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand wegens onduidelijke woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant geen duidelijke informatie had verstrekt over zijn woonadres en woonsituatie. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant van 6 september 2011 tot 19 september 2014 een appartementsrecht had, maar dat hij vanaf 22 april 2014 in de basisregistratie personen (BRP) stond ingeschreven op een adres dat hij later als 'adres onbekend' aangaf. De Raad heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep beoordeeld, waarbij hij stelde dat hij voldoende inzicht had gegeven in zijn woonsituatie. Echter, de Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt waar hij in de relevante periode woonde en dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden. Hierdoor kon het college niet vaststellen of hij recht had op bijstand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.