ECLI:NL:CRVB:2016:235
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, vertegenwoordigd door mr. L. Kuijper, had eerder een beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag van 19 december 2014. Het Uwv had op 12 november 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarna de appellant op 24 november 2015 het hoger beroep introk en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval was het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 13 april 2015 volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van de appellant. De Raad moest enkel beslissen over de proceskosten die in beroep en hoger beroep zijn gemaakt.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van de appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.984,-. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten die redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, begroot op € 992,- per fase. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door mr. C.C.W. Lange, met M.A.E. Adamsson als griffier.