ECLI:NL:CRVB:2016:245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaald verzoek om herziening van besluiten inzake erkenning als burger-oorlogsslachtoffer
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1938 in het voormalig Nederlands-Indië, een herhaald verzoek ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Dit verzoek volgde op eerdere afwijzingen van zijn aanvragen, waarbij verweerder had geoordeeld dat appellant niet direct betrokken was bij oorlogsgeweld en dat er geen relevante nieuwe feiten waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een beroep van appellant tegen het besluit van verweerder van 18 september 2014, waarin het verzoek om herziening werd afgewezen.
Tijdens de zitting op 10 december 2015 heeft appellant aangevoerd dat hij nieuwe details over beschietingen en razzia's heeft vernomen van zijn zuster, wat volgens hem zijn psychische problemen verklaart en hem in aanmerking zou moeten brengen voor erkenning onder de Wubo. Verweerder heeft echter betwist dat deze nieuwe informatie voldoende is om de eerdere besluiten te herzien. De Raad heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor erkenning onder de Wubo niet zijn vervuld, aangezien appellant geen bewijs heeft geleverd van directe betrokkenheid bij oorlogsgeweld.
De Raad heeft geconcludeerd dat de afwijzing van het verzoek om herziening door verweerder standhoudt, omdat appellant geen relevante nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een herziening van de eerdere besluiten rechtvaardigen. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 januari 2016.