ECLI:NL:CRVB:2016:2552

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
14-4070 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de medische en arbeidskundige grondslagen in WIA-zaak met betrekking tot appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, werkzaam als schoonmaakster, had zich op 16 september 2011 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Na een onderzoek door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat zij beperkt was voor zware en langdurige rugbelasting, maar de mate van arbeidsongeschiktheid werd op minder dan 35% vastgesteld. Het Uwv weigerde de WIA-uitkering, wat leidde tot bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelde dat het medisch en arbeidskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML correct was ingevuld. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat en dat de functies die haar waren toegewezen niet geschikt waren. De Raad bevestigde echter de eerdere oordelen van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de arbeidsdeskundige de juiste functies had geselecteerd. De Raad concludeerde dat de hoger beroepen niet slagen en dat de aangevallen uitspraken bevestigd worden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/4070 WIA, 15/4604 ZW
Datum uitspraak: 6 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland van 15 juli 2014, 14/934 (aangevallen uitspraak 1) en van 25 juni 2015, 14/7229 (aangevallen uitspraak 2).
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. Arabaci, advocaat, hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken heeft gevoegd plaatsgevonden op 25 mei 2016. Namens appellante is mr. Arabaci verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.M. Schalkwijk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was werkzaam als schoonmaakster voor 11,27 uur per week. Ze heeft zich op 16 september 2011 ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten.
1.2.
Op 15 juli 2013 heeft appellante een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Ze is op 10 september 2013 onderzocht door een verzekeringsarts. Deze arts heeft vastgesteld dat appellante beperkt is voor zware en langdurige rugbelasting. Deze beperkingen, als ook psychische beperkingen, zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 10 september 2013. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis daarvan de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op minder dan 35%. Bij besluit van 26 september 2013 heeft het Uwv aan appellante medegedeeld dat zij met ingang van 13 september 2013 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
1.3.
Bij besluit van 17 februari 2014 (bestreden besluit 1) is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 26 september 2013, onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 december 2013, de aangescherpte FML van dezelfde datum en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 3 februari 2014, ongegrond verklaard.
1.4.
Appellante heeft zich vervolgens op 19 mei 2014 opnieuw ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Ze ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Bij besluit op bezwaar van 11 december 2014 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv het bezwaar tegen de vaststelling dat appellante per 1 november 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) ongegrond verklaard, omdat appellante per die datum geschikt is geacht tot het verrichten van haar arbeid. Aan het bestreden besluit 2 ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van
10 december 2014 ten grondslag.
2.1.
Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig onderzoek hebben verricht. Er heeft lichamelijk en psychisch onderzoek plaatsgevonden en de beperkingen zijn neergelegd in de FML. In de bezwaarfase is informatie opgevraagd bij de behandeld psycholoog. De FML is vervolgens enigszins aangescherpt.
Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de arbeidsdeskundige en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat appellante in staat was de functies produktiemedewerker industrie (SBC-code 111180), machinaal metaalbewerker (SBC-code 264144) en machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (SBC-code 271093) te verrichten. In het rapport van 4 november 2013 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toereikend gemotiveerd waarom de geduide functies, ondanks de signaleringen, de belastbaarheid van appellante niet overschrijden.
2.2.
Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft als maatstaf arbeid in de zin van artikel 19 van de ZW aangemerkt de functies die aan appellante in het kader van de WIA-beoordeling in 2013 zijn geselecteerd en hierbij verwezen naar vaste rechtspraak van de Raad. Vervolgens is overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, naast dossierstudie, lichamelijk onderzoek verricht, de informatie van de behandelend psycholoog bestudeerd, en appellante laten onderzoeken door een neuroloog. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de FML van 24 december 2013, die is opgesteld in het kader van de Wet WIA-beoordeling op 1 november 2014 nog steeds geldig is. Hij heeft appellante in staat geacht de in het kader van de WIA-beoordeling geduide functie van produktiemedewerker industrie (SBC-code 111180) te verrichten. In wat appellante heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor een ander oordeel.
3.1.
In hoger beroep tegen beide aangevallen uitspraken heeft appellante de gronden van bezwaar en beroep herhaald. Ze heeft te kennen gegeven al jaren met medische klachten te kampen. Ze is niet in staat arbeid te verrichten en haar klachten worden door het Uwv onderschat. De FML is niet juist ingevuld. Er zouden ook beperkingen opgenomen moeten worden voor omgaan met conflicten, geheugen- en concentratieproblemen en het gebruik van medicijnen, tillen, dragen, zware lasten hanteren, zitten en staan tijdens het werk. De functie produktiemedewerker is niet geschikt vanwege de deadlines en het hoge handelingstempo. De overige functies zijn ook niet geschikt. Appellante kan het staan en lopen niet lang volhouden. Ze moet vaak haar rust pakken. Het veelvuldig tillen, buigen en reiken leveren een te forse belasting op.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraken te bevestigen. De hoger beroepsgronden zijn een herhaling van wat eerder is aangevoerd. Appellante heeft geen objectieve medische stukken ingediend die haar stelling dat haar beperkingen zijn onderschat, onderbouwen.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het medisch en arbeidskundig onderzoek door het Uwv in de WIA-beoordeling zorgvuldig is geweest. Ook de overweging dat geen twijfel bestaat aan de medische grondslag van bestreden besluit 1 kan worden gevolgd. De verzekeringsarts heeft in haar rapport van 10 september 2013 rekening gehouden met de rugklachten en hypermobiliteit en beperkingen opgenomen voor onder andere trillingsbelasting, buigen, duwen en trekken zware lasten hanteren, trappenlopen en aaneengesloten zitten en staan. Tevens is appellante niet geschikt geacht voor stressvol werk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft informatie opgevraagd bij D. Topcu, psycholoog bij I-psy. Hij heeft in zijn brief van 17 december 2013 te kennen gegeven dat er langer bestaande stemmingsklachten zijn die verergerd worden door toenemende pijnklachten. De voorlopige diagnose is depressie, herhaald, matig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 24 december 2013 de FML op enkele punten aangepast. In wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd tegen het medische deel van de schatting wordt geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen. De stelling van appellante dat haar beperkingen zijn onderschat, is niet onderbouwd. Appellante heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv onzorgvuldig zijn of dat de beoordeling onjuist is.
4.3.
Ook de arbeidskundige grondslag van de schatting kan worden onderschreven. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 4 november 2013 en van
3 februari 2014 onderbouwd waarom appellante op de datum in geding, met haar beperkingen, in staat was de geduide functies te verrichten. Hieruit vloeit voort dat de rechtbank bestreden besluit 1 terecht in stand heeft gehouden.
4.4.
Daarmee staat tevens vast dat in de ZW-procedure de juiste maatstaf arbeid is gehanteerd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank zoals weergegeven in aangevallen uitspraak 2. Het onderzoek naar de beperkingen van appellante is zorgvuldig verricht en er is duidelijk gemotiveerd waarom het standpunt ingenomen is dat de FML van 24 december 2013 van toepassing is en dat appellante in staat is de functie produktiemedewerker industrie te verrichten.
5. De overwegingen in 4.2 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat de hoger beroepen niet slagen, en dat de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking komen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2016.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) G.J. van Gendt

TM