ECLI:NL:CRVB:2016:258
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- C.H. Bangma
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Weigering van militair invaliditeitspensioen op basis van medische adviezen en gebrek aan bewijs van invaliditeit met dienstverband
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een voormalig korporaal, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van de minister van Defensie om hem een militair invaliditeitspensioen toe te kennen. De minister had zich gebaseerd op adviezen van verzekeringsartsen, die concludeerden dat er geen verband was tussen de knieklachten van de appellant en een dienstongeval dat plaatsvond op 24 september 1984. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard.
De appellant had in 1984 een ongeval gehad waarbij hij door een diensthond was gebeten en ten val was gekomen. Hij stelde dat zijn linkerknieklachten voortkwamen uit dit ongeval. Echter, de minister had in 2011 vastgesteld dat de appellant blijvend ongeschikt was voor militaire dienst vanwege chronische pijnklachten aan de linkerknie, maar had geen militair invaliditeitspensioen toegekend. De Raad oordeelde dat de minister zich terecht had gebaseerd op de adviezen van de verzekeringsartsen, die geen overtuigende aanwijzingen vonden dat de knieklachten verband hielden met het dienstongeval.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en C.H. Bangma en R. Kooper als leden, in aanwezigheid van griffier M.S. Boomhouwer.